De dood als inzicht in het leven. 

 

 

 

De manier waarop dat wij met de dood omgaan in het Westen, daarvan kunnen we zeggen dat we eigenlijk niet met de dood omgaan. De dood is daar, maar wordt systematisch weg gehouden van het leven, wordt verborgen gehouden; het lijkt alsof de dood niet bestaat, zo vlug mogelijk leggen we er een doek over omdat we het niet willen zien. Zelfs in de media zullen mensen van een bepaalde leeftijd niet meer op televisie komen; goede presentatoren of presentatrices zullen op een gegeven moment worden geweigerd om hun gezicht nog te laten zien omdat het de toeschouwer te veel laat denken aan veroudering en dood.

De wijze waarop we over de dood denken is, zonder dat we het weten, misschien wel op dezelfde manier als we over het leven denken, met veel angsten. Mensen zijn zowel bang om te sterven - de dood - als om te leven of lief te hebben. Over de dood is heel wat geschreven: filosofisch, religieus, emotioneel, lyrisch en zo hebben mensen ideeën gevormd omtrent de dood. Religies en filosofieën hebben hun ideeën zomaar verkondigd zodat mensen troost zochten in het idee op zich: het idee dat er een hemel is en een hel om de goede en slechte mensen in onder te brengen, het idee dat er zoiets is als een eeuwige ziel, het idee van wedergeboorte of reïncarnatie. Al die ideeën op zich zijn bedacht door mensen en hebben als doel een troost te vinden in hun leven en in het beëindigen van dat leven, van uw geliefden en van uzelf, als het ware de kers op de taart, het doel, de zingeving, in de dood vorm te geven als een beloning. Psycho-emotioneel blijken dan ook heel weinig mensen in die geloofssystemen echt te geloven want de meeste mensen blijven angstig voor de dood zowel als om te durven leven.

Als we werkelijk beginnen te beseffen wat de dood is, dan maakt de dood constant deel uit van je bestaan. Wat wij leven noemen, oppervlakkig beschouwd, maar zoals de meeste mensen het ook beleven, is een aaneenschakeling van beelden, ervaringen, verlangens en teleurstellingen. Zo zijn we gehecht aan herinneringen. Zonder dat we het weten gaan al die herinneringen over ons zogenaamde zelf. Daarom behouden we ook al die herinneringen, goede en slechte. Onze drang om gehecht te zijn aan die beelden, komt voort uit onzekerheid van wat wij werkelijk zijn. Het wordt ons aangeleerd dat gebeurtenissen, handelingen, sociale positie, heel belangrijk zijn om te weten wie je uiteindelijk bent. Door deze conditionering van voorwaarden omtrent het zelf, ontstaat er een mechanisme van strijd en verlangen en de hoop geluk en liefde in het leven te vinden. Zo geraakt een mens meer en meer verstrengeld in de verzameling van zijn eigen gedachten.

Pas wanneer de mensheid ontdekt dat het leven en dat wat de werkelijkheid inhoudt niet de gedachte is, pas dan komt er iets tot leven. En in die perikel van leven is er ervaring van schoonheid, van vrijheid, van liefde. Zonder dat de mens het echt beseft, heeft hij op dat moment een einde gemaakt aan zijn beelden, het verlangen en de strijd en sterft hij als het ware aan de herinneringen van het zelf om in die momenten op te gaan in de schoonheid van het leven, van liefde en verbondenheid.

 

Kan het zijn dat zo’n moment gepaard gaat met intens verdriet?

 

Verdriet is nog steeds gehecht zijn aan die beelden. Daarom is die verwondering, die verliefdheid, die liefde, dat kijken in schoonheid zo belangrijk omdat er dan een heel proces op gang komt wat het onmiddellijk beëindigen is van uw pijn, van uw zelfbeeld, van uw verlangen, van uw strijd, van uw streven, onmiddellijk stopt het, zelfs tijd valt weg. Als je kijkt in schoonheid, als je vol van liefde bent, dan staat de tijd als het ware stil voor jou. Chronologisch kan de tijd dan wel vlug voorbij gaan, maar psychologisch staat de tijd totaal stil, je weet niet dat je bvb. tien uren met iemand hebt gepraat of gewoon in stilte bij elkaar hebt gezeten of in de natuur bent geweest, ergens bij was, een totaal opgaan in het evenement. Op dat moment is er geen dualiteit, geen strijd, geen ego, geen zelfbeeld, geen bezit, geen verzameling, niets van dat alles. Als we daar de essentie van zien, wil dat zeggen dat we zouden kunnen leren ons volledig over te geven aan het leven zelf, aan al wat er is, wat alleen maar kan uit volle interesse, uit een inzicht hoe waardevol het leven werkelijk is in al zijn vormen en gedaanten en daarin volledige overgave beleven, er is geen afstand meer, geen strijd, enkel een diep gevoel van verbondenheid… met een eekhoorn, met een boom, met de wind, met de natuur, met de straat, met alle levende wezens. Als men dit ten volle realiseert, het besef en het inzicht ervan realiseert, dan besef je ook wat de dood is: het beëindigen van het proces van identificatie, van herinneringen, van verlangens, van strijd, het beëindigen van elke vorm van dualiteit. Daarin ontdek je dat het leven niet over u gaat, en daardoor ook dat de dood ook niet over u gaat, maar dat de dood het beëindigen is van uzelf en een opgaan is in alles. Daarom, waarachtig inzicht in wat leven is en in wat de dood werkelijk is, is een volledig opgaan in wat werkelijk liefde is.

De meeste mensen hebben van het leven een grofstoffelijk beeld, denken in grofstoffelijk bezit. Zolang het emotioneel bewustzijn zich richt naar het grofstoffelijke, zal het daardoor ook lijden. Wat niet betekent dat we het grofstoffelijke moeten verwaarlozen, integendeel, laat ons het grofstoffelijke als een veredeling hanteren van het fijnstoffelijke, het geestelijke en zoeken naar veredeling van de manier waarop je je uitdrukt, zelfs hoe je je kleedt, hoe je kijkt. Je kan heel je leven boos kijken, negatief, of je kan ook vriendelijk kijken. Een vriendelijk gezicht zal op zichzelf meer schoonheid oproepen, blijheid, vriendschap en liefde dan een boos gezicht. Maar op het moment dat het emotioneel bewustzijn de diepere waarden van het leven begint te herkennen en daardoor ook zijn mentaal vermogen en zijn energie tot rust weet te brengen, tot stilte, enkel dan pas, als de energie en het denken tot stilte komt, opent zich in het bewustzijn een onnoemlijke ruimte, een spirituele ruimte, een ruimte van verwondering, een ruimte waarin het ‘ik’ oplost, sterft, transformeert naar iets veel grootser, het al, het alles.

 

Ons lichaam is een uitdrukking van je eigen psychische ontwikkeling, van de wijze waarop jouw psyche met gevoelens omgaat en die tot uitdrukking brengt. Daarom is het belangrijk ook je lichaam te leren liefhebben, te leren begrijpen, te leren zien en het zelf trachten in evenwicht te brengen. Ook wat jij eet en hoe jij eet, maakt deel uit van je emotionele, spirituele ingesteldheid. Wat jij eet en hoe jij eet, maakt deel uit van je spirituele ingesteldheid, alles telt, je bent wat je eet. Daarom, als je zelf al ondervonden hebt wat lijden is, hoe pijnlijk het is om iemand te verliezen, om zelf gekwetst te worden, tracht dan voor je eten zo min mogelijk te doden, geen levende wezens te eten. Dat betekent niet dat iedereen dat kan, maar iedereen kan zonder rood vlees. Je moet dat zelf weten, maar dat betekent dat je nog steeds niet ziet wat je doet. We weten dat de psycho-emotionele bewustwording van wezen tot wezen verschilt, die kennen allemaal lijden, maar ik verzeker u dat een koe of een varken – er zijn zelfs mensen die paarden eten – veel bewuster is van het lijden dan een kip. Hoewel kippen ook heel emotionele wezens zijn, toch is het anders, de complexiteit van bewustzijn van zoogdieren is veel groter dan bij vogels of vissen. Ook de zoogdieren in de zee, daar moet je afblijven. Vanaf dat het zoogdieren zijn is er een complexe emotionele identificatie in het brein al aanwezig, om hun eigen kinderen te herkennen – wat een kip niet doet, die herkent haar eigen kuikens niet, niet in de mate van een zoogdier, dat is een heel andere referentie. Dat betekent ook dat die wezens de dood werkelijk herkennen. En zolang we daar geen hart voor hebben wil dat zeggen dat we van ons karma en het lijden nog altijd niets begrijpen. Je kan dan wel verdriet hebben om één of andere beminde die is gestorven, om dan op de begrafenis nog iemand anders te verorberen, zonder dat je erbij stil staat dat het ook een levend wezen is dat ook een moeder heeft… Er zijn mensen die kalfsvlees eten… Ik eet niemand zijn kinderen op. Daar moet je eens goed over nadenken, want dat is toch wat je doet, je eet iemand zijn kind op. Dus wij moeten er veel bewuster van worden.

 

Leven en sterven is onherroepelijk met elkaar verbonden, zowel lichamelijk als geestelijk. Lichamelijk, omdat het lichaam zo vernuftig is dat het gunstig is dat er veroudering en dood is. Waarom? Omdat het u de kans geeft om op welbepaalde momenten een nieuw lichaam te kiezen. Je blijft met je auto ook geen tweehonderd jaren rond rijden… er zijn er die dat proberen, maar die auto is dan ook geen tweehonderd jaren oud, er steken allemaal nieuwe onderdelen in, het ziet er enkel tweehonderd jaren oud uit. Dus het is gewoon niet gunstig om zo lang met dat lichaam rond te lopen. Zoals mensen wetenschappelijk soms proberen daar honderdvijftig of tweehonderd jaren van te maken, dat is niet goed, ook voor je psyche niet. De psyche heeft die dood nodig om van die verwikkelingen van zelfidentificatie totaal los te komen. Zoals een goede nachtrust heb je de dood nodig; als het je allemaal te veel is geworden, zeg je ‘kom ik kruip in mijn bed, ik ga slapen.’ En dat doet je deugd. Als je het niet doet, dan word je gek, gek van gespannenheid en verdriet omtrent het zelf en de controle die het verliest. Daarom is de dood een genade, een genade die u de kans geeft om van uw zelfgerichtheid, wat ook pijn en verdriet is, af te komen. Moest elke chirurg beginnen wenen als er iets fout gaat… Elke chirurg heeft geleerd niet met zijn/haar emoties te kijken, maar naar de realiteit van wat ze doen en hoe daar mee om te gaan. En wij als spirituele wetenschappelijke beoefenaars die toch een beetje wetenschappelijker moeten gaan leren kijken, dat betekent niet dat je je emoties gradueel moet uitschakelen, maar je zult toch moeten leren inzicht te hebben in de werkelijkheid van die transformatie, met andere woorden, wat er werkelijk getransformeerd wordt tijdens je leven en de dood, is uw waarnemen, uw waarnemen omtrent het ‘ik’ en al het andere. We zien bij mensen dat het ‘ik’ nog in ontwikkeling moet gebracht worden, die vanuit hun ik-identiteit en wilskracht weinig in staat zijn er iets van te maken, er zijn er zelfs heel veel. Anderzijds zijn er mensen die zo’n sterk ‘ik’ hebben dat ze trachten hun omgeving en de wereld in de hand te hebben. Dat is er dan aan de andere kant weer over. En dan hebben we mensen die beginnen te ontdekken hoe mooi het is je ‘ik’ weg te geven in de aandacht en de liefde die je geeft voor anderen. En er zijn mensen die noch door het ene noch door het andere in beslag zijn genomen en heel die schoonheid ter harte kunnen nemen, van elk levend wezen in welke manifestatie dan ook, daar het wonder van in te zien.

 

Je ‘ik’ weggeven, wat moet ik me daar bij voorstellen?

 

Luisteren naar iemand die al uren aan het zagen en het klagen is en zelf niet bereid is er iets aan te veranderen, maar er toch volle aandacht aan geven en proberen op een zachte manier daar inspiratie in te brengen, te weten dat je dat vijfhonderd maal opnieuw moet doen, opnieuw en opnieuw en opnieuw. Zoals je het met je kinderen doet, het ook naar andere mensen doet maar ook naar andere levende wezens doet, je volledig in volle overtuiging van interesse je verbindt met de manifestatie zoals ze zich voordoet en daardoor uw ‘ik’ of uw persoonlijk verlangen opzij kunt zetten. Dat betekent niet dat je altijd alles opzij moet zetten en niet meer mag slapen of niet meer mag eten, dat red je ook niet, maar dat je dat op een mooie, gracieuze manier leert hanteren hoe dat jij je inzet ook voor anderen. En ik weet dat ook wel dat mensen die dat ontdekt hebben, dat ze daar echt iets in hebben geleerd, iets in hebben ontdekt, iets groots; je bezit niets, maar er is zoveel flow, zoveel doorstroming, dat je zegt ‘hier komt zo’n zalig geluk uit voort,’ dat je nauwelijks op een andere manier kan ontdekken, omdat je de dingen niet meer aanvecht.

Het ego of het onwetende ‘ik’ vecht alles aan inclusief zichzelf. Maar het bewustzijn dat het niet over een ‘ik’ heeft en daardoor ook een ander ‘ik’ niet veroordeelt, dat stroomt en in die stroom is er geen dood meer. Zelfs als het lichaam sterft, zal die kracht voortleven, ook in die anderen die achterblijven en voelend aanwezig blijven, men moet er nog maar aan denken en dat zal open komen: ah ja, dat is waar, wat ben ik toch weer moeilijk aan het doen. Zoals Jezus vroeger zei: de christus of de liefde ontwaakte die in je verder leeft, waardoor je ook zelf kan ontwaken, uw Boeddhanatuur, uw lichtnatuur. Let there be light, let there be love. En er is geen dood meer, fysiek wel en wedergeboorte, maar het bewustzijn sterft niet meer, het sterft niet meer aan dat ‘ik’ omdat het ook geen ‘ik’ meer opbouwt. Wat niet w.z. dat het stuurloos is, maar het doet het niet meer uit het ‘ik’, dat doet het werkelijk uit inzicht en liefde. Dat betekent dat het bewustzijn tot een maturiteit is gekomen, tot ontwaken is gekomen. De dood is de beste leermeester om je van je onzin te bevrijden. De grootste onzin, dat zijn wij zelf: me, myself and I.

In onze meditatieve beoefening ligt daar de mogelijkheid om de ware toedracht van het bewustzijn te verkennen. In die verstilling en de uiteindelijke verstilling zal je ook beleven wat het betekent om je zelf achter te laten. Ook dat is weeral de dood van het zelf, maar het tot leven komen van je geestelijk bewustzijn, wat niet het denken is.

Een vraag die ik geregeld stel, om mensen bewust te maken: wat is dat bewustzijn dat naar jouw denken luistert, wat is het bewustzijn dat bewust is van wat je ziet, wat is het bewustzijn dat in jouw gevoel aanwezig is? En als je werkelijk weet wat dat bewustzijn is, als je het werkelijk ontdekt, dan heb je de dood al overwonnen. Maar het is enkel voor die mensen die echt interesse hebben in het beëindigen van lijden. En als je daar geen interesse in wilt hebben, dan zal je nog heel lang lijden.

 

Jana Willems